HomeAuteurBoekenLeesfragmentenFilmpjes

Leesfragmenten

Het meisje doet haar ogen open. Ze hapt naar adem, alsof ze uit een peilloos diepe vloeistof bovenkomt, terwijl talloze onzichtbare handjes haar nog steeds omlaag proberen te trekken, maar ze doet wat ze kan om haar wankele bewustzijn te bewaren.
Een plotselinge steek in haar linkerschouder brengt haar tot zichzelf. De pijn is vlijmscherp, maar helpt wel om haar weer min of meer bij zinnen te brengen. Ze probeert zich te herinneren waar ze is, maar ze is haar oriëntatievermogen kwijt. Ze ligt op haar rug, dat weet ze wel. Ze is draaierig, en om haar heen hangt een gordijn van duisternis. Ze heeft vast koorts en kan zich niet bewegen: ze heeft het gevoel dat ze wordt verpletterd. Er dringen maar twee gewaarwordingen door de nevel van haar doezeligheid. Een lucht van vochtig gesteente, zoals in een grot, en de herhaalde, zenuwslopende echo van een vallende druppel.
Wat is er gebeurd? Eén voor één komen haar herinneringen om haar heen tot leven. Dan moet ze huilen. Warme tranen beginnen langs haar wangen te rollen en bevochtigen haar droge lippen. Zo ontdekt ze dat ze dorst heeft.
Ze zouden dat weekend naar het meer zijn gegaan. Papa, mama en zij. Ze dacht al dagenlang alleen maar aan dat uitstapje waarop haar vader haar zou leren vissen. In de tuin had ze regenwormen gezocht en die in een blikje gestopt. Ze bewogen, ze leefden. Maar daar had ze zich niks van aangetrokken, dat vond ze maar een onbelangrijk detail. Ze nam aan dat wormen geen gevoel hebben. Daarom had ze zich niet afgevraagd hoe het voor ze was als ze daarbinnen opgesloten zaten. Maar nu vraagt ze zich dat wel af, nu zij zich zo voelt. Ze heeft medelijden met die beesten en met zichzelf. En schaamt zich dat ze zo gemeen is geweest. Ze hoopt met heel haar hart dat degene die haar heeft gepakt, en haar uit haar leven heeft weggerukt, beter is dan zij.

Download hier het hele fragment als PDF